De Nederlander Nikolaas Tinbergen is één van de grondleggers van de ethologie: het onderzoek naar diergedrag. In 1973 ontving hij dan ook de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde voor zijn onderzoek aan diergedrag. Kennislink deed een fictief interview met de sportieve, begenadigde waarnemer uit Den Haag.
20 september 2012
In vrijwel ieder biologieboek kom je het meeuwenexperiment van Nikolaas (Niko) Tinbergen (1907 – 1988) tegen. Dit is dan ook één van de beroemdste experimenten uit de geschiedenis van de gedragsbiologie. Kuikens van de zilvermeeuw pikken tegen de snavel van de ouders en krijgen dan als beloning een hapje uitgebraakt voedsel.
Wetenschappers wilden weten hoe de kuikens vanaf het moment dat ze uit het ei kwamen wisten dat ze naar die snavel moeten pikken. Tinbergen bedacht een eenvoudig experiment om dat te onderzoeken. Hij maakte kartonnen modellen van meeuwenkoppen en kwam er zo achter dat de rode stip op de snavel van volwassen zilvermeeuwen voor de jongen een prikkel is om te beginnen met pikken. Met dergelijke experimenten wist Tinbergen een hoop geheimen achter het gedrag van dieren te ontrafelen.
Meneer Tinbergen, ik heb vernomen dat u een nogal sportief type was?
Ja, dat klopt. Ik maakte ’s winters vaak lange schaatstochten op de bevroren Zuiderzee. En verder was ik een fanatiek hockeyer. Zo fanatiek zelfs dat ik nog een tijdje in het Nederlands jeugdhockeyelftal heb gespeeld. Dat kwam mijn schoolprestaties overigens niet ten goede. Ik wist me op de middelbare school steeds net genoeg in te spannen om niet te zakken.
Week van de Biologie
Niet alleen start 30 september de jaarlijks terugkerende , het Vakblad voor Biologie – de voorloper van Bionieuws – bestaat in 2019 ook nog eens 100 jaar! Om dat te vieren worden de 10 beste (uit)vindingen uit 100 jaar biologie gekozen. Dus doe mee met De Grote Biologieverkiezing en stem vóór 30 september op de beste 10 (uit)vindingen uit de Hall of Fame 100 jaar biologie Onder de deelnemers worden 10 bordspellen BioBrein verloot. NEMO Kennislink licht de komende tijd telkens één vinding uit.
Was sport het enige dat u regelmatig afleidde?
Nee hoor, ik had nog veel meer hobby’s. Ik beschikte over een grenzeloze hoeveelheid energie en ging graag de natuur in. Kamperen, vogels kijken, dat soort dingen. In onze achtertuin in Den Haag had ik twee kleine aquaria met stekelbaarzen. Ieder voorjaar zat ik uren te kijken hoe die vissen hun nest bouwden en wat ze allemaal nog meer in het water uitspookten. Ook op de lagere school hadden we in het klaslokaal drie aquaria staan. Leerlingen mochten daarvoor zorgen en ik wilde dat zo graag doen dat ik op een dag naar de hoofdmeester toe ging om aan te kondigen dat ik in de pauze niet op het schoolplein hoefde te spelen omdat ik toch wel genoeg frisse lucht kreeg.
De interesse voor de natuur zat er dus al vroeg in. Dan ligt een studie biologie wel voor de hand.
Nou, eerlijk gezegd zag ik studeren helemaal niet zo zitten. Ik hoorde van verschillende mensen hoe het er op de universiteit aan toe ging en dat schrok mij nogal af. Maar professor Paul Ehrenfest, een vriend van de familie en destijds werkzaam bij de universiteit Leiden, wist mij toch over te halen om eens te gaan praten met professor Thienemann, bioloog en vogelexpert.
Dus dat gebeurde?
Ja, maar professor Thienemann had geen idee wat hij met mij aanmoest. Gelukkig stelde zijn fotograaf Rudy Steinert voor om mij mee te nemen op een reis naar de Koerse Schoorwal, nabij Kalinigrad (Rusland). Tijdens die reis zag ik spectaculaire zandduinen, wilde elanden en een grootschalige vogeltrek. Toen we in de winter van 1925 terugkeerden naar Nederland wist ik zeker dat ik toch biologie wilde gaan studeren.
Na die indrukwekkende reis was u vast erg gemotiveerd?
Dat viel eerlijk gezegd nogal tegen. Aan de manier waarop ik mijn studie door ben gekomen viel weinig eer te behalen. Het ging een beetje hetzelfde als op school; ik schraapte mijn punten bij elkaar. Vlak na mijn afstuderen raakte ik verloofd met Elisabeth Rutten, een vrouw die ik al langer kende. Ik vergezelde haar familie vaak tijdens schaatstochten op de Zuiderzee. Onze verloving deed me beseffen dat ik ooit brood op de plank moest brengen en dus werd ik wat serieuzer. Ik besloot te gaan promoveren en deed daarvoor onderzoek naar het ‘homing-gedrag’ van de bijenwolf, een soort graafwesp. Ik probeerde er achter te komen hoe die beestjes in staat zijn hun nest terug te vinden.
U bent uiteindelijk gepromoveerd. Ging dat makkelijk?
Ik dacht van wel. Ik vond het gedrag van de bijenwolf erg interessant en schreef daarover een proefschrift van zo’n dertig pagina’s. Pas na mijn promotie, toen ik in Leiden was aangesteld als assistent, hoorde ik dat de faculteit ernstig had getwijfeld over mijn promotie. Een proefschrift van dertig pagina’s vonden ze niet bepaald indrukwekkend, maar de inhoud van mijn werk heeft gelukkig uiteindelijk de doorslag gegeven.
Dankzij uw functie als assistent kwam u in contact met Konrad Lorenz, een bioloog die belangrijk onderzoek deed naar instinctief gedrag bij dieren. Hoe ging dat?
Konrad Lorenz werd door de universiteit Leiden uitgenodigd voor een klein symposium over instinctief gedrag. Toen ik hem de eerste keer ontmoette, klikte het direct. Niet lang na onze ontmoeting stelde Lorenz voor dat ik en mijn gezin een paar maanden bij hem in Wenen zouden doorbrengen. Zo gezegd, zo gedaan. In de maanden die volgden deden Lorenz en ik samen onderzoek en vulden elkaar daarbij goed aan. Hij had een hoop wilde ideeën over diergedrag die hij graag zou willen onderzoeken en ik bedacht daar dan vervolgens de experimenten bij.
Tinbergen: een korte bio
1907: wordt op 15 april geboren in Den Haag. 1925: maakt een reis naar de Koerse Schoorwal en besluit daarop biologie te gaan studeren in Leiden. 1936: ontmoet Konrad Lorenz tijdens een symposium over instinctief gedrag. 1938: krijgt van de Netherlands-America Foundation de kans om vier maanden in Amerika te verblijven. 1947: wordt in Leiden aangesteld als hoogleraar gedragsbiologie. 1955: vertrekt op uitnodiging naar Oxford om daar een centrum voor onderzoek en onderwijs naar diergedrag op te zetten. 1973: krijgt de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde toegekend, samen met Konrad Lorenz en Karl von Frisch. 1988: overlijdt op 21 december in Oxford.
Als u en Lorenz zo’n goed team waren, waarom bent u dan niet langer in Wenen gebleven?
Ten eerste omdat we van tevoren hadden afgesproken dat ik maar een paar maanden zou blijven. Maar ik kreeg ook een fantastisch aanbod. De Netherlands-America Foundation bekostigde voor mij een reis van vier maanden naar New York. Het enige dat ik zelf moest betalen waren mijn overnachtingen en maaltijden. Dat was niet zo’n probleem, want voor 1 dollar per dag (40 cent voor een kamer en 50 cent voor eten) kon ik terecht bij de YMCA. Gedurende mijn verblijf in New York gaf ik geregeld lezingen, waar ik soms ook een paar centen mee verdiende. Mijn Engels was helaas wat gebrekkig, maar het was toch fijn om op deze manier het onderzoek naar diergedrag in Amerika onder de aandacht te brengen.
Ongeveer een jaar na uw terugkeer uit New York brak de Tweede Wereldoorlog uit. Wat betekende dat voor uw werk?
Aanvankelijk niet zoveel. Toen ik net terugkwam uit Amerika werkte ik hard. Ik ging verder met mijn onderzoek naar het gedrag van de bijenwolf en bestudeerde daarnaast ook het gedrag van zilvermeeuwen en stekelbaarzen. Tijdens de oorlog werd ik echter gevangen genomen en twee jaar gegijzeld gehouden in het kamp Beekvliet bij Sint-Michielsgestel. In die tijd lag mijn onderzoek natuurlijk stil. Na de oorlog werd ik in Leiden benoemd tot hoogleraar gedragsbiologie.
Ik heb begrepen dat u altijd een levendige correspondentie met Konrad Lorenz heeft onderhouden?
Dat klopt, op die twee jaar in het kamp na dan. Tijdens de oorlog zijn we elkaar uit het oog verloren. Lorenz werd aangesteld als arts in het leger en verdween tijdens een gevecht. Hij werd pas in 1947 weer terug gevonden in een Russisch gevangeniskamp. Pas twee jaar later zagen we elkaar weer voor het eerst. Dat was een zeer ontroerende gebeurtenis.
Waarom heeft u, niet lang na uw aanstelling als hoogleraar, Leiden verruild voor Oxford?
Ik kreeg de kans om een centrum voor onderzoek en onderwijs naar diergedrag op te zetten. Ook in Engeland was de ethologie destijds een betrekkelijk jong vakgebied, dus ik moest echt vanaf nul beginnen. Maar ik deed dat met succes. Studenten en mijn collega’s waren razend enthousiast.
Gold dat ook voor het algemene publiek?
Hmm, wel wat minder. Toen Konrad Lorenz, Karl von Frisch en ik in 1973 de Nobelprijs voor Fysiologie en Geneeskunde kregen toegekend hadden veel mensen zoiets van: waarom moeten wetenschappers die kijken naar diergedrag en zich daarover verwonderen een prijs krijgen? Wat ik altijd heb proberen uit te leggen is dat je niet alleen naar gedrag kunt kijken en je erover kunt verwonderen, maar dat je er ook dingen uit kunt afleiden en er dus van kunt leren.
U bent de rest van uw leven in Engeland gebleven. Mistte u Nederland niet?
Oh, jawel. En dan vooral de natuurlijke schoonheid. Zandstranden, duinen, rivieren en meren waar van alles leeft. En het mooiste is; alles ligt binnen een uurtje lopen van huis. Dat vind je verder nergens.
Bronnen
- The Nobel Prize in Physiology or Medicine 1973: Nikolaas Tinbergen
- Niko Tinbergen Universiteit Leiden, Eddy van der Meijden
Serie: Briljante biologen op de borrel